- kiezen
- {{kiezen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [een keus doen] choose ⇒ decide2 [stemmen] vote♦voorbeelden:1 het is/je moet kiezen of delen • you can't have it both waysik kon niet kiezen • 〈had geen keus〉 I had no choice; 〈kon geen keuze maken〉 I couldn't decideje kunt/moet kiezen (uit/of … of …) • you will have to choose/decide (between/whether … or …)er valt weinig (aan) te kiezen • there's little to choose (between them)een baan die ze niet zelf gekozen had • a job not of her own choosingik had goed gekozen • I had made the right choice/decisionzorgvuldig kiezen • pick and choosekiezen tussen • choose betweenje kunt uit drie kandidaten kiezen • you can choose from three candidateszij kozen voor de vrijheid • they chose freedomje hebt het voor het kiezen • the choice is yours2 jullie mogen kiezen • you are entitled to votevoor een vrouwelijke kandidaat kiezen • vote for a woman candidateII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [zijn voorkeur bepalen voor] choose ⇒ select, pick (out)2 [door te stemmen zijn voorkeur bepalen voor] vote (for) ⇒ elect 〈president, parlement〉3 [verkiezen] choose, elect♦voorbeelden:1 een beroep kiezen • choose a professionpartij kiezen • take sidesgeen partij kiezen • not take sidespartij kiezen voor/tegen • side with/againsteen richting kiezen • take a coursezijn woorden goed kiezen • choose/weigh one's words with careslecht/ongelukkig gekozen ogenblik • inopportune momentiemand tot vriend kiezen • choose someone for a friend2 gekozen worden (in/voor het parlement) • be elected (to parliament)iemand in het bestuur kiezen • elect someone to the board3 een kandidaat kiezen • cast one's vote for a candidategekozen leden • elected membersde nieuw gekozen president • the president-electiemand tot president/afgevaardigde kiezen • elect someone president/as a representative¶ een nummer kiezen • dial a number
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.